Afrekening Lease bij voortijdige beëindiging

 

Rechtspraak

ECLI:NL:RBMNE:2022:3700

Operationele lease overeenkomst beëindigt door betalingsachterstand. Vordering achterstallige facturen en bijkomende kosten beëindiging, waaronder inleverschade, kilometerafrekening en buitengerechtelijke kosten. Belang onderbouwing eigen standpunt middels bewijsstukken. Toepasselijkheid rentebeding algemene voorwaarden/overeenkomst. Eiseres krijgt grotendeels gelijk van kantonrechter.

Waar gaat het over?

[eiseres] en [gedaagde] hebben op 5 augustus 2016 een operationele lease overeenkomst met elkaar gesloten. De overeenkomst ziet op personenauto, meer specifiek een Citroën C4 Cactus.

[gedaagde] heeft vanaf april 2019 een achterstand laten ontstaan in de betaling van de maandelijkse termijnbedragen. De overeenkomst is daaropvolgend voortijdig door [eiseres] beëindigd en [eiseres] heeft de auto op 24 juni 2019 ingenomen.

[eiseres] vordert - samengevat - betaling van een aantal facturen voor de maandelijkse termijnen, de kosten vanwege de voortijdige beëindiging (waaronder ook voor de berger, de veiling en de incassogemachtigde, de kilometerafrekening en de inleverschade, in totaal voor € 5.726,64, te vermeerderen met een jaarlijkse rente van 18%, de rente van 4 maart 2020 tot 13 januari 2022 ter hoogte van € 2.074,48 en de buitengerechtelijke incassokosten. [eiseres] heeft ook gevorderd dat [gedaagde] haar proceskosten betaalt.

[gedaagde] voert daartegen verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.

Beoordeling Kantonrechter

De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiseres] grotendeels toe. [gedaagde] hoeft alleen een gedeelte van de door [eiseres] gevorderde inleverschade en een aantal kostenposten niet te betalen.

De contractuele rente over de hoofdsom wordt toegewezen met ingang van de datum van de dagvaarding. De buitengerechtelijke kosten worden toegewezen tot het toepasselijke wettelijke tarief.

Kilometervergoeding

[eiseres] vordert een vergoeding van € 1.362,05 voor de kilometerafrekening en gaat daarbij uit van de kilometerstand die door de taxateur op 11 juli 2019 is opgenomen. Die kilometerstand is 77.317 kilometer. [gedaagde] heeft de kilometerstand slechts in algemene bewoordingen betwist. Ook stelt [gedaagde] dat [eiseres] de voorgeschreven procedure voor inname van een auto niet correct heeft gevolgd, maar zonder daarbij aan te geven welke consequenties daaraan verbonden moet worden.

[eiseres] heeft de auto wel laten taxeren door een onafhankelijke derde en daar is een rapportage van, de kantonrechter gaat daarom uit van de kilometerstand zoals genoemd in die rapportage. De gevorderde kilometerafrekening wordt daarom toegewezen.

Inleverschade

[gedaagde] stelt (zonder nadere onderbouwing) dat zij de auto schoon heeft ingeleverd en betwist dat er sprake is van inleverschade. Als er sprake is van schade, dan is die volgens [gedaagde] ontstaan in de periode tussen de inname op 24 juni 2019 en de taxatie op 11 juli 2019.

In het taxatierapport is met foto’s vastgelegd dat er sprake is van de opgevoerde schadeposten, die met name zijn ontstaan door het gebruik van de auto. De kantonrechter gaat ervan uit dat de auto – behalve voor het vervoer naar de stallingslocatie – niet door een derde is gebruikt tot de taxatie. De enige schade die zonder gebruik in de tussentijd kan zijn ontstaan zijn de plekken vogelpoep aan de buitenkant van de auto. Omdat er enige tijd zat tussen het inleveren en de taxatie, komt die schade voor risico van [gedaagde] . Dat betekent dat er € 700,- exclusief btw in mindering wordt gebracht op de post inleverschade.

De door [eiseres] gevorderde vergoeding van € 125,- voor het kentekenbewijs wordt ook toegewezen: [gedaagde] heeft het kentekenbewijs namelijk nog steeds in haar bezit. Het had op haar weg gelegen om ervoor te zorgen dat [eiseres] het weer tijdig in bezit kreeg.

[gedaagde] moet dus ook voor de inleverschade betalen, die € 746,57 inclusief btw (€ 1.317,- € 700,- plus 21% btw) bedraagt.

Doorbelaste Facturen

[gedaagde] stelt dat er ten onrechte kosten zijn opgevoerd en verwijst daarbij in ieder geval naar de facturen Factuur 2.2.2.5276: kosten berger, factuur 1.1.203033: kosten veiling en factuur incasso.

Deze facturen zijn niet aan [gedaagde] gericht, maar aan [eiseres] . [eiseres] kan deze kosten op grond van de algemene voorwaarden weliswaar aan [gedaagde] doorbelasten, maar zij heeft dat niet op de juiste manier gedaan. Een factuur of ingebrekestelling voor deze kosten aan [gedaagde] ontbreekt namelijk. Daarom wordt het deel van de vordering van [eiseres] dat ziet op de kosten incassobureau, berger en veiling (samen € 703,-) afgewezen.

De overige facturen zijn naar het oordeel van de kantonrechter voldoende gespecificeerd en gericht aan [gedaagde]. [eiseres] heeft de factuur voor de kosten van de voortijdige beëindiging in deze procedure voldoende toegelicht.

Tussenconclusie

De post ‘inleverschade’ op basis van de factuur van 16 juli 2019 wordt door de kantonrechter verlaagd tot € 746,57. Er wordt daarnaast € 703,- in mindering gebracht op het totaalbedrag, vanwege de kostenposten incassobureau, berger en veiling. Dat betekent dat de hoofdsom door de kantonrechter wordt toegewezen tot het bedrag van € 4.176,64


Buitengerechtelijke Incassokosten

[eiseres] vordert ook een vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is naar het oordeel van de kantonrechter voldaan. De hoogte van de vordering is getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [eiseres] heeft het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met btw. De gevorderde btw is niet toewijsbaar, nu [eiseres] niet heeft gesteld geen ondernemer te zijn in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 of als ondernemer een vrijgestelde prestatie verricht te hebben. De vordering van € 859,00 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 542,66 bij € 4.176,64 in hoofdsom. De kantonrechter wijst daarom € 542,66 toe.

[eiseres] heeft daarnaast 18% rente per jaar gevorderd. Dat percentage volgt niet uit de overeenkomst die partijen hebben gesloten. In artikel 5.3 van de toepasselijke algemene voorwaarden is bepaald dat de lessee ( [gedaagde] ) 1,5% rente per maand verschuldigd is bij niet tijdige betaling.

Omdat het niet duidelijk is hoe [eiseres] de rente van 4 maart 2020 tot 13 januari 2022 (€ 2.074,48) heeft berekend, wordt dat deel van de vordering afgewezen. [gedaagde] is wel de contractuele rente van 1,5% per maand verschuldigd over de toegewezen hoofdsom, met ingang van de datum van de dagvaarding tot de voldoening.

Beslissing Kantonrechter

De kantonrechter veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 4.718,64, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 1,5% per maand over € 4.176,64, met ingang van 16 februari 2022, tot de dag van volledige betaling, [gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom tot slot ook in de proceskosten worden veroordeeld, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.122,17.

 
 

100% No Cure No Pay | MKB en ZZP | > 12 jaar Ervaring | Duidelijke Taal | Incassokosten Berekenen | Gratis Voorbeeldbrieven